< Terug naar codex

Daar reed een boer naar Leuven

Pagina: 478/---

Oscar Roels

Niet meer in de codex sinds 1999
 
1.
Daar reed nen boer naar Leuven,
Naar Leuven reed een boer,
Hij kwam een boerinneke tegen,
En 't boerinneke zei: "Bonzour".
Met blanken blinkende eierkes,
Met boterke trok het naar stee.
"Karlijntje kind, Karlijntje lief, Karlijntje rijdde nie mee?"


2.
Daar reed nen boer naar Leuven,
Naar Leuven reed een boer,
Hij kwam een boerinneke tegen,
En 't boerinneke zei: "Bonzour".


3.
Geen tweemaal moest ze peizen,
Stak toe de botermand,
Stak toe het eierkorveken,
Stak toe hem de poezele hand.
En wip! 't zat op den wagen.
En hoep! 't zat naast hem neer,
Ze hielden bei van praten, en praten over 't weer.


4.
Ze praatten en ze praatten,
Hoe 't kwam da wist geeneen,
De bank was lang en groot genoeg,
En ze zaten zoo dicht bijeen.
Ze praatten en ze praatten.
Hoe dorst hij het bestaan!
Ze praatten niet meer, ze fezelden,
En geen enkele levende ziel langs de baan.


5.
Karlijntjes zwarte kijkers,
Die hebben, die hebben 't gedaan,
Hij keek naar heur, zij keek naar hem,
En hij kon niet weerstaan,
"Uw dievige deugeniets oogskes,
Karlijntje, die hebben 't gedaan."
Hij kuste bei heur wangen "Karlijntje? Is het misdaan?"


6.
Daar reed nen boer naar Leuven,
Een zoentje al hier, een zoentje al daar,
Reed gansch alleen naar Leuven,
En keerde getween van daar,
Er rijden er velen naar Leuven zo jong en de vrij voorwaar!
Ze komen Karlijntje tegen,...
En keeren verkocht van daar …