Er waren bi-linguisten, van dingela, domela, deine, Er waren bi-linguisten, al in de Peterstad. Al in de Peterstad (bis) Er waren bi-linguisten, al in de Peterstad.
De Wacht kon dat niet dulden, van dingela, domela, deine, De Wacht kon dat niet dulden, zij trokken er ’s nachts op af. Zij trokken er ’s nachts op af. (bis) De Wacht kon dat niet dulden, zij trokken er ’s nachts op af.
Zij sloegen den boel aan stukken, van dingela, domela, deine, Zij sloegen den boel aan stukken, geen ruit bleef in dat kot. Geen ruit bleef in dat kot. (bis) Zij sloegen de boel aan stukken, geef ruit bleef in dat kot.
Daar kwamen zatte Walen, van dingela, domela, deine, Daar kwamen zatte Walen, al uit hun stamcafé. Al uit hun stamcafé. (bis) Daar kwamen zatte Walen, al uit hun stamcafé.
Pandoeren kwamen er tussen, van dingela, domela, deine, Pandoeren kwamen er tussen, en namen de Walen mee. En namen de Walen mee. (bis) Pandoeren kwamen er tussen, en namen de Walen mee.
Men zal ’t nu wel weten, van dingela, domela, deine, Men zal ’t nu wel weten: enkel Vlaams is onze taal. Enkel Vlaams is onze taal, (bis) Men zal het nu wel weten: enkel Vlaams is onze taal.
Zo zal ’t de bi-linguisten, van dingela, domela, deine, Zo zal ’t de bi-linguisten, elken keer vergaan. Als zij dat niet verstaan. (bis) Zo zal ’t de bi-linguisten, elken keer vergaan. |