1. Daar waren drie tamboers ) Die van de oorlog kwamen ) bis
Keerzang: Rom, rom, rom Die van den oorlog kwamen Rom
2. De jongste van de drie, Ontmoette een koningsdochter.
3. “Lief koningskind, Mag ik met u verkeren?”
4. “Schone tamboer, Vraag dat aan mijne pere.”
5. “Lief koningskind, Wie is er uwe pere?”
6. “Schone tamboer, De sultan van Turkije.”
7. “Grote sultan, Mag’k met uw dochter vrijen?”
8. “Schone tamboer, Wat zijn uw revenukes?”
9. “Grote sultan, Mijn trommel en mijn stekken.”
10. “Schone tamboer, Dan kunt gij fijn verrekken”
11. “Liefkoningskind, Dan maak ik mijn adieukes.”
12. “Grote sultan, Vrij zelve met uw dochter!” |