< Terug naar codex

De gilde viert

Pagina: 216/216

René De Clercq / Emiel Hullebroeck (1910)
 
1.
De gilde viert, de gilde juicht,
Wat zit gij daar en blokt en buigt
Nog over uwe boeken?
De wijsheid ligt maar in de kan;
Die ze elders zoeken wil, die kan,
Doch laat hem, laat hem zoeken.

Refrein:
Het beste biertje lust hem niet,
Het liefste liedje sust hem niet,
Het mooiste meisje kust hem niet!
Hoog het glas! Hoog het hart!
Hoog het lied!

2.
De beker ruist, de beker schuimt!
Sa makkers, fris en opgeruimd
Het glas aan uwe lippen!
Die op zijn kamer koekeloert,
En, geestvesnipp'rend, dwaasheen snoert,
Drink water als de kippen!

3.
Het pijpke dampt in monkelmond
En spreidt wellustig in het rond
Studentikoze geuren!
Die steeds aan perkamenten kluift
En perkamenten reuken snuift,
Krijgt perkamenten kleuren!

4.
De gilde juicht, de gilde viert,
Hoera! de pet omhoog gezwierd,
En nog eens hard geklonken!
De blokker ligt reeds log en loom,
Gekweld door naren blokkersdroom,
Met droge keel te ronken.