< Terug naar codex

De kwezel aan de hemeldeur

Pagina: 471/---

Niet meer in codex
 
Daar was een kwezeltje, die ’t al wil verstaan,
die meende zachtjes in den hemel te gaan.
Op hare zokjes, zonder schoen of blokjes;
Maar onze Here, die ’t alles wel voorziet,
en wilde deze kwezel in den hemel niet.

“Wel, lieve Here, wat heb ik gedaan?
Dat ik niet in den hemel en kan gaan?
‘k Hebbe nooit gezongen, gedansen noch gesprongen,
Ben den wijl dat d’ander naar den dans zijn gegaan,
Heb ik in ’t geheim mijn potje koffie gedaan.

Wel, Sinte Pieter, mijn lieve vriend,
Heb ik u niet altijd zeer wel gediend?
‘k Ben uw beeld gaan bezoeken met zeven kerkeboeken,
‘k Ben nooit uit de kerke gegaan,
Zonder zeev’tig keren op mijn borst te slaan”.

Sinte Pieter sprak met goed fatsoen:
“Wat zullen wij met al die kwezels gaan doen?
Stel deze kwezel op enen ezel
Dat zij gaat waar dat zij mogen zal,
‘k En trekke mij geen kwezels noch geen ezels aan!”

Lucifer zelve heeft het duidlijk verklaard,
Dat hij in d’helle geen kwezels vergaart:
‘k Laat mij niet kwellen, d’hel in roere stellen!”
En Lucifer riep met een groot getier:
“Wel honderdduizend kwezels gaan in ’t vagevier!”