1. In de lente vijfenvijftig zong de Bib zoals voorheen om het uur zijn zelfde liedje: reuzegom is op de been. Maar hij had zich getrompeerd: niet de Reus, maar uilenspiegel was te leuven weergekeerd.
2. Zeekre dag nam Uilenspiegel ’t rode stadhuis in’t vizier. Wacht ne keer, zei Uilenspiegel, Leuven krijgt vandaag plezier. Uit de hoogstudentenschaar Had hij gauw zijn staf gekozen Voor de oorlog met Collard.
3. Ellef tot-de-dood-getrouwen stormen op het middaguur Leuvens rode stadhuis binnen voor de Uilenspiegel-kuur Op een ik en op een gij zijn ze van het stadhuis meester, planten triomfant hun mei.
4. Tussen twee enorme doeken: “Weg met Collard” – “Tijl zegt nee”, hangt de leeuwenvlag te prijken van het stout K.V.H.V. In de kerk van Sinte-Pier gaan de klokken aan het luiden… Leuven davert van plezier.
5. De pandoeren schieten wakker, rapen al hun durf te zaam, klauteren knarsetandend boven Janverdorie, wat een blaam! Met behulp van de matrak, moedig als de martelaren, vliegen d’ellef in de bak.
6. Zo was Tijl ter stede leuven op een vrijdag in de lent’, toen de wrede schoolstrijd woedde, met zijn spotternij present. En de roem van het Verbond, van zijn praeses en kornuiten, liep als vuur heel het vlaandren rond |