Drie vrienden, drie vrienden, Die gingen eens op zwier Zij dronken geen water Zij dronken bier Een, twee, drij Luister eens naar mij Zij dronken geen water Zij dronken bier.
Zij kozen een kafeeke Op 't hoekske van de straat Daar brandde een rood lichteke Tot 's avonds laat.
Madammeken en tapt er eens Een goei pintje bier En roept er eens gauw Uw schoon dochterken hier.
Da bier da werd geschonken En z' hemmen het gedronken Maar da maske da kwam niet Want ze had een groot verdriet.
Heuren vrijer die had heur Leed aangedaan En heur op de koop toe Op straat laten staan.
Ze zijn er dan met gedrien Naar da kamerken gegaan Ze spraken da maske Zo vriendelijk aan.
Den eerste die zei Och schreeuw toch niet meer Een kinderken kopen Dat doet toch geen zeer.
Den tweede die zei 'k Hem toch zo ne kou Schuif een beetje op En ik leg me bij jou.
Da maske da zei Ge zijt niet goed Gaat uit mijn bed Of ik roep ons moe.
Den derde die raakte Heur zachtekens aan Toen is er da maske Al opgestaan.
Ze zijn er dan getrouwd Al op ne zaterdag Terwijl er in 't voitureke Al een kinneke lag.
Sa vrienden, sa vrienden Voor 't lest ne goeie raad Drinkt toch geen bier Als ge naar de maskes gaat. |