1. Heimwee doet ons hart verlangen Naar de heimat onzer jeugd, Naar de bronzen klokkenzangen Zwaar van rouw of hel van vreugd, Zangen uit de oude toren, Hij die waakt en verre schouwt, Over 't dorpje droomverloren Kronkelend aan zijn voet gebouwd.
2. Heimwee doet ons hart verlangen Naar de geur van brem en hei, Naar de weiden mistomhangen Op een morgen in de mei. Heimwee naar het blonde koren, Naar het dennebos vor peis, Naar de vennen, stijfgevroeren, Waar wij sierden op het ijs.
3. Heimwee doet ons hart verlangen Naar de ouderlijke haard Met zijn rust, niet te vervangen, Met zijn vrede wel bewaard; Heimwee naar de zomerwinden, Heimwee naar hun zoet geruis. In de kruin der groene linden, Voor ons oude pannenhuis. |