< Terug naar codex

Het gramme schilderke

Pagina: 274/274

"het loze vissertje"
 
Des nacht, als alles rustig is,
En ’t maantje zoetjes lacht, ja lacht!
Dan komt het gramme schilderke
Beladen met z’n vracht, ja vracht!

Keerzang
Met zijnen verfpot en met z’n kwasten
Met zijnen hamer en met z’n gasten
Met zijne lere, van dirredommedere )
En met zijn witte kieltje aan ) bis

Op 't erf van Tijl en Neleke
Daar woekert vreemd venijn, venijn!
De huisbaas laat het stil begaan
maar Flor verft alles rein! Ja rein!

Ge ziet, de hamer hoort ook bij
't moderne schildersvak, ja vak!
Al 't vuil dat hard geworden as,
onder den hamer brak, ja brak!

En 's morgens heeft de ganse streek
een proper leedje aan, ja aan!
De Lamme Goedzak-knechtenbent
hield toen den schilden staan, ja staan!

Wat heb ik u misdreven?
Vroeg Flor, wat heb 'k misdaan, ja daan?
'k Heb al den rommel weggeveegd
die gij vijf jaar liet staan, ja staan!
Met mijnen verfpot...

Het woeden Procureurtje
Dat snauwt: Kes-kezje-voe! Voyou!!
Maar Flor zegt: Hier mag nergens zijn
't Geblaf van Max-woe-woe! Woe-woe!

De daad toen voegend bij het woord
Jandorie, dat was straf, ja straf! -
't Kantoor van Ma Justitia:
De vuilnis vloog eraf, pardaf!

Toen vloog de schilder in den bak
Z'n verfpot was hij kwijt, ja kwijt!
Omdat hij 't erf der Vaderen
Van vreemden smet bevrijdt, bevrijdt!

Waar is der Vaad'ren fierheid heen!
Zong Rodenbach weleer, weleer!
De geest van Tijl herleven thans,
zo redt g'uw broeder, weer! Ja weer!

Op't er van Tijl en Neleke
moet straks te pralen staan, ja staan!
Het standbeeld van het schilderken
dat schoonmaak heeft gedaan! Ja daan!