< Terug naar codex

Het klooster van Sint-Arjaan

Pagina: 498/---

Frans de Cort
 
Lize kloeg: “zo gans alleen
Kan ik toch niet blijven leven…
Naar een klooster wil ik heen!”
“wel dan weet ik raad te g even:

keerzang:

Naar het klooster moet gij gaan, kind!
Naar het klooster van Sint Arjaan, kind!
Waar er twee paar schoenen aan
Het beddeken staan, kind!”

Ei! Nu zat zij in de klem
Blozend sloeg ze de ogen neder
Bij den klank van Willem’s stem
“Lieve Lize, ‘k zeg het weder:

Zeg, wat is dat voor een sticht?
Waagde ze eindelijk te vragen
Is de boet er zwaar of licht?
“Ei, ze zou u vast behagen.

Zeg, hoe ware mijn habijt
In die Godgewijde veste:
Hel of donker, eng of wijd?
“Ei, het simpelst is er ‘t beste

Zeg, en dede ik naar uw woord
Wie geleidt me, wie gelast er
Zich te ontsluiten mij de poort?
“Ei, die schepene en de paster!

Zo! En gij dan? Vroeg ze nog.
Ei, ik zal wel mede moeten:
Twee paar schenen passen toch
Allerbest an twee voeten!
Kom, we zullen samen gaan, kind!
Naar het klooster van Sint Arjaan, kind!
Waar en twee paar schoenen aan
Het beddeken staan, kind!