1. Toen de Hertog Jan kwam varen Te peerd parmant, al triumfant Na zevenhonderd jaren Hoe zong men t'allen kant: Harba lorifa, zong den Hertog, Harba lorifa, Na zevenhonderd jaren In dit edel Brabants land.
2. Hij kwam van over 't water: Den Scheldevloed, aan wal te voet, 't Antwerpen op de straten Zilver veren op zijn hoed: Harba lorifa, enz. 't Antwerpen op de straten, Lere lezen aan zijn voet.
3. Och Turnhout, stedeke schone, Zijn uw ruitjes groen, maar uw hertjes koen: Laat den Herto binnenkomen In dit zomers vrolijk seizoen Harba lorifa, enz. Laat den Hertog binnenkomen; Hij heeft een peerd vandoen.
4. Hij heeft een peerd gekregen, Een schoon wit peerd, een schimmelpeerd, Daar is hij opgestegen, Dien ridder onverveerd. Harba lorifa, enz. Daar is hij opgestegen en hij reed naar Valkensweerd.
5. In Valkensweerd daar zaten daar zaten, Al in de kast, de zilverkast De gulde-koning zin platen, Die werden aaneen gelast. Harba lorifa, enz. De guldekoning zijn platen, Toen had hij een harnas.
6. Rooise boeren, komt naar buiten; Met de grote trom, met de kleine trom, Trompetten en cornetten ende fluiten, Want den Hertog komt weerom. Harba lorifa, enz. Trompetten en cornetten ende fluiten, In dit Brabants Hertogdom.
7. Wij reden allemaal samen Op Oirschot aan, door een kanidasselaan, En Jan riep: In Gods name! Hier heb ik méér gestaan. Harba lorifa, enz. En Jan riep: In Gods name! Reikt mij mijn standaard aan!
8. De standaard was de gouwe: Die waaide dan, die draaide dan Die droeg de leeuw mee klauwen, Wij zongen alle man: Harba lorifa, enz. Die droeg de leeuw mee klauwen, Ja, de leeuw van Hertog Jan!
9. Hij is in de n Bosch gekommen Al in den nacht, en niemand zag't, En op de Sint Jan geklommen, Daar ging hij staan op wacht! Harba lorifa, enz. En op de Sint Jan geklommen, Daar staat hij dag en nacht! |