1. In naam van Oranje, doet open de poort! De watergeus ligt aan de wal: De vlootvoogd der Geuzen, hij maakt geen akkoord, Hij vordert Den Briel of uw val. Dat is het bevel van Lumey op mijn eer En burgers, hier baat nu geen tegenstand meer, De watergeus komt om Den Briel! (bis)
2. De vloot is met vijfduizend koppen bemand, De mannen zijn kloek en vol vuur. Een ogenblik nog en zij stappen aan land, Zij wachten bericht binnen 't uur; Gij moogt dus niet dralen, doet open de poort, Dan nemen de Geuzen terstond zonder moord Bezit van de vesting Den Briel! (bis)
3. Komt, geeft de verzek'ring, 'k moet spoedig terug, De klok heeft het uur reeds gemeld. Ik zeg 't U, geeft gij mij de sleutels niet vlug, Dan is reeds uw vonnis geveld. De wakkere Geuzen staan tandknarsend daar. Zij wetten hun zwaarden en maken zich klaar, En zweren: "Den dood of Den Briel!" (bis)
4. Hier dringt men naar buiten, daar schuilt ,en bijeen En spreekt over Koppelstocks last: "De stad in hun handen of anders de dood". 't Besluit tot het eerste staat vast! Maar nauw'lijks is hiermee de veerman gevleid, Of Simon de Rijck heeft de poort gerammeid En zo kwam de Geus in Den Briel! (bis) |