< Terug naar codex

Het lindenmeisje

Pagina: 410/410

Jef Vanden Eynde / Franz Wilhelm Abt

"Keinen Tropfen im Becher mehr"
 

1.
‘k Zoog uit ’t glas het laatste nat,
Mijne beurs is leeg en plat,
Dorstig hart en tonge.
’t Is de schuld van uwe wijn,
Uwer oogjes helle schijn,
[Lindenmeisje, gij jonge!] (bis)

2.
"Nimmer schrijft men hier in ’t krijt,
Wij zijn ’t laatste krijtje kwijt!"
Lacht het meisje lustig!
"Hebt gij gene duiten meer,
Leg uw reiszak hier maar neer,
[En drink op dan, rustig!"] (bis)

3.
Zijne reiszak heeft de gast
Gauw voor ene kruik belast!
Nu voor ’t scheiden zorgen!
’t Meisje fluistert: "Jeugdig bloed,
G’hebt nog mantel, stok en hoed,
[Drink en laat ze borgen!"] (bis)

4.
Zijne mantel, hoed en stok,
Ruilde hij voor ene slok,
Sprak bedroefd: "Vervlogen!
O, vaarwel gij koele drank,
Lindenmeisje jong en slank,
[Vreugde mijner ogen!"] (bis)

5.
’t Meisje fluistert nogmaals: "Blijf,
G’hebt een hart nog in uw lijf,
Laat het mij te pande!"
Wat gebeurde doe ‘k U kond,
Op des meisjes rode mond
[Warm een ander brandde!"] (bis)

6.
Wie dit nieuwe liedje dacht
Zong het in de zomernacht
Lustig in de winde.
Voor hem stond het schuimend nat,
Nevens hem het meisje zat,
[Onder de bloeiende linde!"] (bis)