Het zijn geen jongens, de studenten, Hun kleurig petje zit hun puik, Hun baartje krult, hun haar hangt sluik, Een kleine bierton is hun buik! Het zijn geen jongens de studenten, Maar hele venten.
Het zijn geen jongens de studenten, En roken ze uit hun lange pijp, Met een gezicht van vogelrijp, De groenen zelve zijn al rijp! Het zijn geen jongens de studenten, Maar hele venten.
Het zijn geen jongen de studenten, Zo was het gister, zo vandaag! Een goede mond, een goede maag, Eten en drinken doen ze graag! Het zijn geen jongens de studenten. Maar hele venten.
Het zijn geen jongens de studenten, Geen codex stoort hun republiek, Geen hygiene maakt hen ziek, Geen wijsheid kort hun geesteswiek! Het zijn geen jongens de studenten, Maar hele venten.
Het zijn geen jongens de studenten, Ze zijn zo week, ze zijn zo warm: “Neem geen soldaat, neem geen gendarm, Neem een meisje bij den arm!” Het zijn geen jongens de studenten, Maar hele venten. |