< Terug naar codex

Ik ben een boemelaar

Pagina: 231/231

 
1.
Geen enkele avond ben ik thuis, joedeladeliedelee
Mijn keelgat is een grote sluis joedeladeliedelee
Ik zit hier eeuwig in de kroeg joedeladeliedelee
Van ’s avonds laat tot ’s morgens vroeg joedeladeliedelee

Keerzang
Ik ben een boemelaar, een reuze boemelaar
’s Zomers en ’s winters, mooi weer of niet.
Zie ik de bleke maan tussen de sterren staan,
Dan moet ik boemelen of ik wil of niet.

2.
Mijn hospita ben ik tot last l
Mijn vrienden vinden mij een kwast
Mijn meisje heeft het uitgemaakt
Want ik heb voor haar deur... gekwaakt.

3.
Ik zuip van baloor en verdriet
College lopen mag ik niet
Omdat ik onbehoorlijk gaap
Wanneer ik daar mijn roes uitslaap.

4.
Ik ga kapot, ik weet 't wel
Mijn ziel gaat zeker naar de hel;
Al staan de paters op hun kop
Toch geef ik nooit mijn boemel op.