Daar komen langs de harde baan Sint Jozef en Maria aan. Zij stromplen met hun laatste kracht Te zamen door de gure nacht. Hij leidt haar steeds maar verder mee al smekend om een legerstee. Maar alle deuren blijven toe en, ach, Maria is zo moe...
Keerzang: Kerstnacht, die schone, Kan liefde niet wonen in ieders gemoed? Kerstnacht, wij smeken, Wees ’t wekkende teken, van ’t opperste goed! Schitter, o sterre, daar hoge en verre, Als liefdesinjaal voor ons allemaal.
Hoe vriend’lijk hij ook biedt en vraagt: Als beed’laar wordt hij weggejaagd. Alleen een traan verraadt de smart Van zijn zo zwaar gefolterd hart. En verder leidt hij haar maar mee, Al smekend om een legerstee. Maar alle deuren blijven toe en, ach, Maria is zo moe...
Voorbij het dorp, in ’t licht der maan Ziet Jozef plots een stal’ke staan Bij os en schaap vindt hij daar Misschien van nacht een plaats voor Haar... Naar ’t stal’ke leidt hij Haar nu mee, Al hopend op een legerstee. Al d’andre deuren bleven toe En, ach, Maria is zo moe. |