< Terug naar codex

Limburgse gilde

Pagina: 043/043

Lodewijk Plessers, Mathieu Liessens en Arnold Hendrix

1885
 
1.
Waar in 't bronsgroen eikenhout,
't Nachtegaaltje zingt;
Over 't malse korenveld,
't Lied des leeuwriks klinkt;
Waar de hoorn des herders schalt,
Langs des beekjes boord;

Keerzang
Daar is mijn Vaderland;)bis
Limurgs dierbaar oord!)bis

3.
Waar de brede stroom der Maas,
Statig zeewaarts vloeit;
Weeldrig sappig veldgewas,
Kostlijk groeit en bloeit;
Bloemengaard en beemd en bos,
Overheerlijk glooit.

4.
Waar der vaadren schone taal,
Klinkt met heldre kracht;
Waar men kloek en fier van aard,
Vreemde praal veracht;
Eigen zeden, eigen schoon,
't Hart des volks bekoort.

5.
Waar aan 't Oud Oranjehuis,
't Volk blijft hou en trouw;
Met ons roemrijk Nederland,
En in vreugd en trouw;
Trouw aan plicht en trouw aan God,
Heerst van Zuid tot Noord.