"Meiseken jong, mijn maagdeken fier, Waar staat jouw vaders huizeken hier?" "Ginders aan geene groene wei, Voor de deure staat een mei!" Sprak dat lodderig meiske.
"Meiseken jong, mijn maagdeken fier, Hoe kom ik in dat huizeken hier?" "Trek aan het koordeken van de klink, Dat er het deurke open springt!" Sprak dat lodderig meiske.
"Meiseken jong, mijn maagdeken fier, Hoe kom ik op jouw kamerken hier?" "Neemt er uw schoentjes in de hand, Kousevoeten maakt zoeten gank!" Sprak dat lodderig meiske.
"Meiseken jong, mijn maagdeken fier, Hoe kom ik in dit beddeken hier?" "Voor het beddeken staat een plank, Springt daar op en wacht niet lang," Sprak dat lodderig meiske.
"Meiseken jong, mijn maagdeken fier, Waar leg ik mijn voetekens hier?" "Leg uw voetekens bij de mijn! 't Zal Sint-Jansdag kermis zijn." Sprak dat lodderig meiske.
"Meiseken jong, mijn maagdeken fier, Waar leg ik nu mijn handekens hier?" "Legt uw handekens op mijn hart: 't Zal verdrijven pijn ende smart!" Sprak dat lodderig meiske. |