Ik heb er vele, danig veel! Daar is misschien op aarde Geen mens, die ooit een pijpennest Als dit bijeen vergaarde: Ook roep ik soms : "de maat is vol, En 't zou wel juiste passen Om al dat nutteloze goed De vensters uit te jassen".
Eerst deze: zwart gebrand en bruin Gelijk een lekebroeder, Een eerden, kort, omziende, als die Van enen verkenshoeder. Maar neen, dat blijft hier, want ik heb Ten tijde van het blokken Er menigmaal, met blauwen rook, Vertroosting uitgetrokken.
Die tweede dan, wier hout verkoold, Z'heeft zeven jaar "praktieke" Maar gaat nog dagelijks met mij Naar herberg en "klinieke"; Ze viel wel honderdduizendmaal, - Wij vielen soms te samen - Ik heb u, oude, nog vandoen, Gij vliegt niet door de ramen!
Een schone daar, zij "culoteert" Maar slecht voor hare jaren, Want 'k heb ze, peins ik, nog verkocht Al schacht zijn... en al sparen. Zij mag, wanneer ik vrijen ga, Mijn lief haar oog bekoren; Doorrookt ze niet, 't is dat ik dan Gewis vergeet te smoren.
Hier and're nog, een hele reeks Schier alle dragen namen Van vrienden, die zijn heengegaan En nooit meer weder kwamen: Op enk'le staat een datum, die Ik dromend soms aanschouwe; Herinnering aan dolle vreugd Of zwarte buizenrouwe.
En nog, en nog! een legioen! Er was misschien op aarde Geen mens, die ooit een pijpennest Als dit bijeen vergaarde: Maar hij, die riep : "het is te veel!" Die mocht zich wel vergissen: Ik wil voorwaar geen halven steel, Geen halve pijpe missen! |