1. Eertijds toen de vrije Vlamen, Op den dag der kerelsmaal, Welgezind te gare kwamen In de wijde gilde zal, Wierd de schale volgeschonken En de min in ’t rond gedronken Bij der liedren vrijen klank.
Keerzang: Ei! De schalen volgeschonken, En den Vlaamschen minnedrank Broederlijk in ’t rond gedronken, Bij der lied’ren vrijen klank!
2. Sa, het bier schuime in de schale, ’t Zuiver, krachtig, Vlaamse bier; ’t Is hier gilde, ’t is hier male, En der zitten kerels hier! Bond en gilde, en minne krachtig, Band, gesloten hand in hand, En gedronken minne eendrachtig Tot het sterken van den band.
3. Drinken we al ons minne samen: Minne van ons Vlaanderland Van ons vaders, de oude Vlamen, En van onzen gildeband, Van den Klauwaart, van den Blauwvoet, Van ’t voorspelde zeegedruis, Van hetgeen des Klauwaarts klauw hoedt, ’t Lieve dierbaar Christi kruis |