Schoon is de heide als de morgen grauwt Als ’t allerzijden diamanten dauwt; Schoon als zonne breed de nevel splijt Bron van licht en wonne, bron van heerlijkheid (bis)
Schoon is de heide als het onweer loeit Als heinde en wijde rood de hemel gloeit; Als wij met palmen gaan rond schuur en huis Stellend have en halmen onder ’t hoedend kruis (bis)
Schoon is de heide, schoon bij dag en nacht, Schoon ’t allen tijde, of zij weent of lacht, Laat ons belijden met een blijde mond: Trouw aan onze heide, trouw aan eigen grond (bis) |