1.
"Schoon lieveken, waar waarde gij
Den eerste mei-en-nacht,
Dat gij mij genen mei-en bracht?"
"Den eerste mei-en-nacht,
Schoon lief, dan was ik ziek!
Schoon lieveken, ik kost er van mijn beddeken niet."
2.
"Schoon lieveken, waar waarde gij
Den tweeden mei-en-nacht,
Dat gij mij genen mei-en bracht?"
"Den tweeden mei-en-nacht,
Zocht ik een eglantier,
Schoon lieveken sta op en uwen mei is hier."
3.
"Ik en sta er voorwaar voor
Uwen schonen mei niet op,
Of en zal er mijn venster niet ontsluiten.
Uw mei die komt te laat,
Plant vrij hem op de straat,
Schoon lieveken, plant uwen mei daar buiten."
4.
"En als ik mijnen mei hier
Buiten planten zal,
En zal het u dan niet verdrieten?
Neen, zij dan maar verblijd!
Met den lieven meientijd,
Met den mei zal hij wederom schieten."