< Terug naar codex

Te Kieldrecht

Pagina: 493/493

Jan Frans Willems (1848)

Uit Oost-Vlaanderen
 
Te Kieldrecht, te Kieldrecht
daar zijn de meisjes koene,
zij vrijen tot de middernacht
en slapen tot de noene.
Ik maai, is dat niet fraai,
en slapen tot de noene.

Als z’opstaan, als z’opstaan
ze kijken naar de wolken,
zij zeggen: “wel hoe laat is ’t al ?,
mijn koe staat ongemolken”.
Ik maai, is dat niet fraai,
mijn koe staat ongemolken.

Als z’ uitgaan, als z’uitgaan
komt haar de koster tegen,
“Wel koster zeg hoe laat is ’t al,
wat uur is ’t daar geslegen ?”
Ik maai, is dat niet fraai,
wat uur is ’t daar geslegen.

“Het uur dat daar geslegen is
dat kunt gij wel bemerken,
de hoogmis is al lang gedaan
en ’t volk komt van der kerken”.
Ik maai, is dat niet fraai,
en ’t volk komt van der kerken.

En als zij komen in de wei,
zij zeggen: koeike blare,
ik ben hier met mijn lieveken
en zal u dat niet varen ?
Ik maai, is dat niet fraai,
en zal u dat niet varen ?