Tinneke van Heule, ons maartje, Kan werken gelijk een paardje, Kan melken, kan mesten, Kan schuren gelijk de besten. Tinneke van Heule, ons maartje, Staat hoog in de gunst van mijn vaartje, En als moederken haar prijst, Dat mijn zuster er om krijst, Dan lach ik een beetje in mijn baardje.
Liever dan een vis die in de goudzee zwemt, Liever dan een vogel die geen sparen kent, Liever dan een freule, Tinneke van Heule Tinneke, ons maartje in zijn hemd. (2 x)
Tinneke heeft geld noch goedje, Noch landeke, noch pandeke, noch koetje, Noch huisje, noch kruisje, Noch een lappeke voor op mijn buisje. Tinneke heeft geld noch goedje, Maar een hemel is haar lachje en haar groetje, Als zij trippelt naar de bron, Met haar emmer in de zon, En haar klompeken vast aan haar voetje.
Tinneke van Heule, mijn minneken, Op u staat mijn zoetste zinneken, U lust ik, u kust' ik, Op je hartje, bouw en rust ik. Tinneke van Heule mijn minneken, Mijn poezelig dubbel kinneken, Leg uw handje in de mijn, En een bruiloft zal het zijn, Van een boer en een schoon boerinneken. |