Vaarwel en goede nacht, de dag heeft zijn vreugd gebracht, wij moeten scheiden. De winter is koud en lang, de zomer brengt vog'lenzang, dan komt verblijden. (bis)
't Is alles zo doods en koud, zo naakt liggen veld en woud en wij gescheiden. O, warme zomerland, o, stevige vriendenhand, ik mis u beiden. (bis)
Doch liefde gaat nimmer dood, zij lokt uit der aarde schoot, haar diepste levenskracht. Na winter komt zonneschijn, dan zullen wij samenzijn in volle lentepracht. (bis) |