1.
Daar zat een sneeuwwit vogeltje (bis)
Al op een stekendorentje, din don deine!
Al op een stekendorentje, din don don.
2.
"Wilt gij niet mijnen bode zijn ?"
"Ik ben te klein een vogelkijn !"
3.
"Zijt gij maar kleine, gij zijt snel;
Gij weet den weg ?" "Ik weet hem wel !"
4.
Hij nam den brief in zijnen bek
En vloog er mee tot over 't hek
5.
Hij vloog tot aan mijn zoet liefs deur :
"En slaapje of waakje, of zijt gij dood ?"
6.
"'k En slape noch 'k en wake niet;
Ik ben getrouwd al een half jaar ..."
7.
"Zijt gij getrouwd al een half jaar ?
Het dochte mij wel duizend jaar."