< Terug naar codex

De papieren mode

Pagina: 333/LeLie

Leuvens Liedboek 2023
 
1 . 
Eertijds droeg men fraaie kleren, 
Goede en deugdelijke stuks.
Nu ziet men veel dames, heren 
Pronken met een kalen luxe.
Weg met lijnwaad en met laken,
Weg met zijde en kasimier !
Die nu van zijne neus wil maken(bis)
Draagt nu kleren van papier.(bis)

 2. 
Ziet ge daar dat heerken blinken
Als een pauwsteert in den zon?
Hij doet zijn sigaarken vinken
Als den zoon van een baron.
En den col die 't jonge fiesken  
Draagt met zo nen trotsen zwier,
Zelfs zijn spanbroek met een biesken, (bis)
Dat is alles van papier. (bis)

3. 
Aan die fraai geklede dame
Die ge daar wandelen ziet,
Ze zal naar uw winkel komen
Gaaft ge seffens haar crediet.
Men zou waarlijk durven zweren
Ze heeft wel een miljoen of vier,
Maar haren sjaal en kanten kleren, (bis)
't Is al rijkdom van papier.(bis)

4. 
Mijn gebuur, een kaal, flink ventje, 
Was slechts op de wandeling.
De kostuum van 't flinke ventje, 
Diende elk tot bewondering.
Maar de regen ging aan 't stromen, 
Nat en zonder kleren schier
Is onze fils naar huis gekomen,(bis)
Hij had kleren van papier.(bis)

5. 
Enen boerenfils van buiten
Kocht hem in de Gentse stad
Een gilet met grote ruiten,
Een fijn hemd en een kravat.
Maar wat schromelijk ongelukken, 
Op een bal in vol plezier
Scheurt zijnen gansen boel in stukken (bis)
Hij droeg kleren van papier. (bis)

6. 
Konden wij den tijd beleven
Dat het schrikkelijk krijgskanon, 
Waar de volkeren zo voor beven, 
Zal gemaakt zijn van karton.
En wij al die domme gekken,
't Zij piot of grenadier,
Naar den oorlog zal zien trekken(bis)
Met geweren van papier.(bis)