In den tijd der Patriotten
Toen er oorlog was ontstaan
Moest het mansvolk zonder loten
Meestendeels ten strijde gaan
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalalalala
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalala
Zek’re Tist moest ook vertrekken
Schoon hij nooit in ’t oorlogsvuur
Ene sabel had zien trekken
Dus scheen dit hem bliksems zuur
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalalalala
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalala
Hij kon er niet afgeraken
Na een lang en veel beraad
Liet zich Tist zeer spoedig maken
Ene groote kop’ren plaat
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalalalala
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalala
Jan, de snijder, werd geroepen
Tist zei: meester, ’t gaat er wreed
‘k Moet vertrekken naar de troepen
Maak me gauw een pak gereed
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalalalala
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalala
Op het hart, of wat er neven
Moet deez’plaat bevestigd zijn
Jan zag wel aan Tist zijn beven
Waar hij moest geharnast zijn
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalalalala
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalala
Jan, voorziende Tist zijn daden
Naait hem, volgens zijn verzoek
Deze plaat, met sterke draden
Juist van achter op zijn broek
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalalalala
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalala
Tist vertrekt;.. na enkele dagen
Komt de vijand op hem af
Tist kroop achter struik en hagen
Als hij hoorde: Pief, poef, paf !
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalalalala
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalala
Bang, op ’t laatste, als een vogel
Koos hij rap het hazenpad
Ziet ! In ’t lopen treft een kogel
Hem vlak achter op zijn gat !
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalalalala
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalala
Hemel ! Roept hij, wond’re stukken
Tastende naar zijne plaat
Dat wil nu precies toch lukke
Dat mijn harnas daar nu staat
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalalalala
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalala
Waarlijk ! Sprak hij op het leste
Toen hij wat bedaarder werd
Jan de snijder, wist het beste
Waar de plaats is van mijn hert
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalalalala
Laïtjoelalalalalala, laïtjoelalalala