De kleermakers op hun feest
Die hielden grote fooi
Dan aten zij genegentigen
Aan een gebakken vlooi
En als ze hadden veel gesmuld
Dan dronken zij ook goed
Dan dronken zij genegentigen
Uit eenen vingerhoed
Er werd gedanst en fel gespeeld
Gelijk het nieverst gaat
Zij speelden dan genetentigen
Op eenen zijden draad
Om raad te houden kropen zij
Met lap en draad en scheer
Dan kropen zij genegentigen
In eenen pitaleer
En als het was naar huis toe gaan
Dan was er een getrek
Dan reden zij genegentigen
Op eenen solferstek
Te huis reeds stond de deure vast
Zij gingen fris en glad
Zij kropen dan genegentigen
Door t'beroeste sleutelgat
Des anderen daags kwam men weerom
t'Was weer het zelfde spel
Dan aten zij genegentigen
Aan eene rotte appelschel
Het ging gelijk den eersten dag
Met veel plezier en zwier
Zij dronken dan genegentigen
Een vollen kapper bier
Maar dronken konden zij niet voort
Zij pakten t'eeuwig veel
Zij sliepen dan genegetigen
In eenen pijpensteel
Zij konden na een diepen slaap
Des morgens er niet uit
Dan wierp de baas de negentigen
Door een gebroken ruit