Komt vrienden, lustig,
Wipt 't kurkje van de kruik,
En vult de glazen,
Naar oud gebruik.
Wij drinken en wij plengen hier
Geen Franschen wijn met Franschen zwier,
Maar, naar voorvaderlijk gebruik,
Het bier met volle glazen.
Komt vrienden, lustig, enz.
O smaalt toch onzen feestdrank niet,
Hij geeft ons waarlijk nooit verdriet,
Maar groot genot tot kleine prijs,
En maakt ons kloek en wakker.
Komt vrienden, lustig, enz.
Ei ziet ons glas met lekker bruin,
Hoe bruischt de wit beschuimde kruin!
Ja, steekt de lippen vrij vooruit,
Om 't edel nat te smaken.
Komt vrienden, lustig, enz.
En klinken we ook wat veel in 't rond,
Toch blijft ons hoofd en hart gezond,
En voelen we ook den zachten gloed
Door bloed en ad'ren zwellen.
Komt vrienden, lustig, enz.
Beklagenswaard is hij gewis,
Wiens hart reeds zoo verbasterd is,
Dat slechts de kracht van geestrijk nat
Bij hem de vreugd kan wekken.
Komt vrienden, lustig, enz.
Wie andren drank ook noodig heeft,
Eer blijdschap hem door 't harte zweeft,
Wij zijn bij vaderlandschen drank
Gelukkig en tevreden.
Komt vrienden, lustig, enz.
En wijden wij soms ook een dronk,
Zoo is de wijndamp niet de vonk,
Die, of in 't hoofd of in het hart
De geestdrift moet doen gloeijen.
Komt vrienden, lustig, enz,
Want met het boordevolle glas,
Dat bruischt als of 't Champagne was,
Stemt ieder onzer hartlijk in:
Voor Vaderland en Koning.
Komt vrienden, lustig, enz