1.
Weg met de zorgen,nu zijn ze van geen tel:
denk niet aan morgen, blijft hier en bestel nog snel
een pintje bier.
Weg met gejammer en gezeur. |
Zingen geeft ons een blij humeur. |
kom, arme stakker, drink uit en word wakker, |
maak maar plezier. |(bis)
2.
Weg met de klachten, alles is stof en as.
Schoon zijn de nachten, kom, drink nog een laatste glas,
broers ondereen.
't Leven is veel te kort voor pijn, |
kom, laat ons samen vrolijk zijn. |
Neemt deze pint aan en blijf nog wat bij ons staan, |
vrienden bijeen.| (bis)
3.
Weg met de miserie, 't gerstenat is een wonder.
't Is een mysterie, maar 't heelt alle wonden
en het geeft moed
Neem nog een laatste glaasje aan. |
want op een been kan je niet staan. |
Laat de vertrekkers en neem nog iets lekkers, |
't leven is goed. | (bis)