De strofes worden door een voorzanger gezongen.
De corona antwoordt: "Proost (naam)!", met de voor- of bijnaam van de voorzanger.
1.Mijn broeders, , als ik stop met drinken,
Proost, (NAAM)!
verlamd door podagra en jicht
Proost, (NAAM)!
en ik in mijn strefbed ligt te stinken
denk ik: "Het einde is in zicht."
Van je tschingela, tschingela, tschingela,
tralalala, tralalala, tralalala.
Van je tschingela, tschingela, tschingela,
tralalala, tralalala.
2.
en jichtaanval, geloven ze dat mijn einde nabij is. Als ik vandaag of morgen sterf, is mijn testament gemaakt; Je moet voor de begrafenis zorgen, maar zonder pracht en praal.
2.
Laten we het maar bij de kist laten, doe mij maar in een Rijnlands vat, in plaats van de citroen in mijn handen, heb ik een pot met volle deksel! Je zult mij begraven in de kelder, waar ik menig vat heb geleegd: ik moet mijn hoofd bij de kraan hebben, mijn voeten naar de muur gekeerd.
3.
En als je mij naar het graf wilt vergezellen, volg mij dan man voor man; In godsnaam, stop met rinkelen, rammel met je bril! Op mijn grafsteen stonden de woorden: 'Hij werd geboren, groeide en dronk. Nu rust hij hier op de plek waar hij zijn hele leven heeft geborreld."
4.
Zij die mij naar het graf geleiden
en mij dan volgen twee naast één,
laat ons de droef'nis dan bestrijden
en sla de glazen tegeneen.
5.
Dan staat er op mijn graf te lezen:
"Hij die al jong met glazen klonk,
zal voor de eeuwigheid nu wezen
waar hij zovele pinten dronk!"
6.
Klop ik dan op de hemeldeuren,
daar wachtend op Sint-Juttemis,
dan hoor ik klagend Petrus zeuren:
"Lap weer één die verzopen is!"
7.
Mocht ik het paradijs betreden,
zet ik me op de vensterbank.
Ik kijk weemoedig naar beneden
en mis de koele gerstendrank