1. Als de rombom heeft geslagen dat wij marcheren moeten gaan, geweer en ransel die moeten wij dan dragen, en dat staat ons voorwaar niet aan.
2. Kapiteins en officieren drinken wijn en soms een glaasje bier. Maar wij zijn maar de arme fuselieren, drinken water al uit de rivier.
3. Een stuiver daags is onze gage en een pondje droog kommiezenbrood, watersausje dat geeft ons de courage, en daarop moeten wij zomaar voort.
4. Maar als wij in Nijmegen komen, Als we in Nijmegen zijn, Dan zal het er niet aan mankeren, Of wij drinken een glaasje wijn. |