1. Al van den drogen haring willen wij zingen, Ter ere van zijn kopje zullen wij springen; 't Is van zijn kop, springt er maar op: 't Is van den drogen haring!
2. Al van den drogen haring willen wij zingen, Ter ere van zijn oogje zullen wij springen; 't Is van zijn oog, springt er maar hoog: 't Is van den drogen haring!
3. Al van den drogen haring willen wij zingen, Ter ere van zijn balgje zullen wij springen; 't Is van zijn balg, springt er maar half: 't Is van den drogen haring!
4. Al van den drogen haring willen wij zingen, Ter ere van zijn stertje zullen wij springen; 't Is van zijn stert, springt er met hert: 't Is van den drogen haring! |