< Terug naar codex

Boerenkermis

Pagina: 477/477

17e eeuw
 
De boerkens smelten van vreugd en plezier
Als d’oogst is binnen gereden.
Ze gaan met hunne boerinnen te bier
En zij maken zeer goede sier
De bezem steekt ten venster uit:

Keerzang
Men danst er, men speelt er al op een fluit
op potten en pannen
op glazen en kannen,op allerhande geluid;
op messen, op shup en op zoutvat,
op hangel op tangel, op dit en dat,
op trommeltje rom, dom domme dom dom;
op keteltje, lepeltje, tikke tik tang,
en dat gaat zo den helen dag lang.

De boerkens hebben het aards paradijs
Door Adam verloren, hervonden.
Zij roeren de lepel als was het om prijs,
In de rijstpap die hemelse spijs.
De jonkheid kiest een liefje uit.