De fanfare van Sint Jan, Schettert wat ze blazen kan, En de benen zwaaien, Zo dat zelfs de Sint zijn Lam Van zijn vlag gehuppeld kwam Om wat mêe te draaien.
Keerzang: Kom, mijn liefste, kom, mijn liefste, Kom, mijn liefste, kom. Dansen, dansen, rondomdom. Flier en serpentijn en wat zonneschijn En een kloppend hart en een warme mond Kom, mijn liefste, kom, mijn liefste, Kom; mijn liefste, kom Dansen in het rond.
En het marktplein is zo bont, En de deerntjes zwieren rond Met heur jannemannen, Wijl de vaders, zwaar en breed, En in deftig zwart gekleed, Drinken uit hun kannen.
Onder ’t leutig lindegroen, Klinkt de daverendste zoen, Weg in trom en koper, Maar ’t stadhuis is bij de hand En de kerk aan d’overkant Met Sint Jan de Doper. |