‘Nen tijd geleen, ’t verkiezing was, Verkoos men Lousse voor Elias, Om in de rechten ’t Pleit te beslechten, En als historicus ’t Vlaams te bevechten. Terlinden kon niet meer voldoen Men had ‘nen and’ren prof van doen.
D’eerste semester was gedaan De grote dag brak eindelijk aan. Met Louskens smachten, De mannen lachten De banken rolden naar De voorste schachten. De studentinnen lachten mee, Pater portier bad ‘nen Ave.
D’r was ‘nen groten offensief Zo schrikk’lijk, en ze floten stief! Ze smeten bommen In ’t gaan en kommen; En naar des Rectors huis Met hele drommen! Ze belden aan zonder fatsoen En Eulalie kwam opendoen.
De Rector sprong op de kassei En Eulalie trilde erbij. Hij stond er razend, Op prooien azend. Met zijn rectoren stem Schreeuwde hij verbazend: “Vous êtes de lâches Flamingants Quittez Louvain, allez à Gand!”
“Retirez-vous ou bien entrez!” En veertien mannen trokken mee. Hij peroreerde, Vocifereerde, En Eulalieken, Parlementeerde, ’s Rectors gezicht was als azijn Toen hij ons schold: “énergumènes”. Hij kreeg een lumineus idee “Montrez vos cartes d’identité!” Hij wou benauwen, Maar ’t zou berouwen: Want alle veertien saam In hou en trouwe, Stonden ze pal voor ’s Rectors troon En spraken op beslisten toon.
De Rector sprak: “Je parle hébreu Mais du flamand je suis honteux. ‘k Kan ’t niet verand’re ’t Is de fout van d’andre; Moi j’ai beaucoup souffert Poul la bonne Flandre... Vous agissez en bocheviques En plein état soviétique”.
“Pour cette fois je serai clément”. Eulalie zei: “C’est excellent!” Met ’s Rectors zegen Konden z’er tegen. ’t Voornaamste was dat Lousse Er had gelegen. Er werd gezworen heel den dag Dat Lousse geen les meer geven mag. |