!.
Alleen kwam ik aan in de Dijlestad.
Een club sprak mij aan, en zo ging 'k mee op pad.
Een van de anciens trakteerde een pint.
Slechts één maand daarna droeg ik zelf zo'n schoon lint.
Kom, drink met ons mee, heft de glazen omhoog.
We drinken op 't leven, 't plezier aan den toog.
Marraine tap nog één, doe de glazen goed vol!
Doe ons maar een pintje, met stevige col!
We drinken de klok rond en zingen in koor:
"De student (de student, de student)
feest de hele nacht door"
2.
Na het college ben ik 't blokken moe.
Dan ga ik op stap en dat doet me goe(d).
Dan zie ik mijn maten in ons clubcafe.
Ik hef een lied en ze zingen luid mee:
3.
Toen kwam 't laatste jaar, het diploma in zicht.
Ik werd opgesloten door mijn thesisplicht.
Mijn neus in de boeken. De dag duurt te lang.
Door 't raam hoor 'k studenten hun dronkenmanszang.
4.
Nu ben ik een grijsaard, met rug o zo krom.
Naar codex en lint keek ik lang niet meer om.
Maar heel onverwcht, in de dagelijkse sleur,
dacht ik an dit lied, en de dag kreeg terug kleur.